Direct naar artikelinhoud
Interview

Mark Uytterhoeven & Eddy Merckx: ‘De jeugd weet niet wat er kan gebeuren als er massaal op extreemrechts wordt gestemd’

Mark Uytterhoeven & Eddy Merckx: ‘De jeugd weet niet wat er kan gebeuren als er massaal op extreemrechts wordt gestemd’

Op de Grote Markt in Brussel, waar op 6 juli de Tour de France vertrekt, vond in juli 1969 een spontane volkstoeloop plaats. Honderdduizend mensen vierden er de eerste Tourzege van de toen 24-jarige Eddy Merckx. Vijftig jaar later blikt hij samen met Mark Uytterhoeven terug: ‘Het was mijn mooiste zege ooit, ik krijg er nog altijd kippenvel van.’

In de zomer van 1969 was Mark Uytterhoeven twaalf jaar en al een verwoed koersliefhebber. Met zijn knipselmappen van toen onder de arm, alsof het kind in hem nooit is verdwenen, vergezelt hij ons naar Merckx’ vierkantshoeve in Sint-Brixius-Rode. Ze zijn al lang vrienden, de families kennen elkaar. Het is een hartelijk weerzien, en met Merckx’ immer stralende echtgenote Claudine wordt meteen bijgepraat over de kleinkinderen.

Mark Uytterhoeven: “Mijn kleindochter kan niet zonder het konijntje dat jullie bij haar geboorte hebben gegeven. We hadden het onlangs in Frankrijk laten liggen in een restaurant: ’s avonds groot drama. Ze heeft zeker vijfentwintig knuffels, maar ze wil niet slapen zonder dat konijntje. Al een geluk dat ik het heb teruggevonden.”

Het zijn drukke dagen ten huize Merckx. Nu de Tour als hommage aan Eddy Merckx in Brussel start, wil de hele wereld hem spreken. Gelukkig wijkt Claudine niet van zijn zijde, net als vijftig jaar geleden in die droevige hotelkamer in Savona, waar Merckx in tranen uitbarstte toen hij valselijk van dopinggebruik werd beschuldigd en de Giro moest verlaten. Tienduizend steunkaartjes kreeg Merckx toen, en die werden eigenhandig door haar beantwoord. Tot mijn verbazing doet ze dat nog steeds, want de fanmail is nooit gestopt.

Uytterhoeven: “Ik stuurde als kind ook brieven naar renners om foto’s te krijgen: ik had hun adressen uit een magazine, die stonden daar gewoon in. Herman Vanspringel, Eddy, de broers De Vlaeminck… En ik kreeg van iedereen een gehandtekende foto terug!”

Hoe lopen de voorbereidingen op de festiviteiten?

Eddy Merckx: “De journalisten komen van overal. Het is nogal veel hetzelfde vertellen. Het hoort erbij, zeker? (lacht)

Uytterhoeven: “Dat is je lot, Eddy. We zijn toch ooit eens gaan eten met Jean-François Pescheux, de vroegere parcoursbouwer van de Tour? Normandië had net de start gekregen ter ere van Jacques Anquetil, en voor Indurain passeerden ze via Pamplona. Ik herinner me dat je zei: ‘En voor mij doen ze niks.’ Dus, het moest ooit eens gebeuren.”

Merckx: “Ze waren toch al langs Meise gekomen.”

Uytterhoeven: “Ja, maar dat was niet hetzelfde. Alle groten hebben hun Grand Départ al gekregen: eindelijk is het aan jou.”

Eddy, normaal had je in 1968 al je eerste Tour de France gereden.

Merckx: “Ik reed bij het Italiaanse Faema en was verplicht de Giro te rijden. Ook nog de Tour rijden vond ik als 23-jarige te veel: ik heb zelf beslist om niet deel te nemen.”

Uytterhoeven: “Je had nochtans veel kans om die ook te winnen.”

Merckx: “Ik had die waarschijnlijk gewonnen, ja. Ik wist wat het inhield om een rittenwedstrijd van drie weken te rijden. Ik had in 1967 al aan de Giro meegedaan.”

Uytterhoeven: “Hoeveelste ben je toen geworden?”

Merckx: “Ik ben ziek geworden op het einde. Zevende of achtste, ik weet het niet goed meer.”

Uytterhoeven: “Zulke plaatsen hou je niet bij, hè.”

Merckx: “(lacht) Op mijn ouderdom begin je al veel te vergeten, hoor.”

Uytterhoeven: “Ik ook. Al zijn er nog veel kleine dingen die ik me wél herinner. Ik was twaalf in 1969, en dan ben je nog in de periode van de grenzeloze bewondering. Mijn vader was daar altijd kwaad over: ‘Al die idolatrie, dat zijn mensen zoals jij en ik. Ik ga al die prentjes van die coureurs nog eens in brand steken!’”

Echt?

Uytterhoeven: “Hij vond dat ik er te veel mee bezig was; die brieven sturen en alles uitknippen. Mijn vader kon daar niet tegen.”

Hoe heb jij de Tour van 1969 meegemaakt?

Uytterhoeven: “Ik volgde alles live op televisie. De eerste Tour die ik zag, was die van 1967: Herman Vanspringel won een rit, en toen ben ik supporter van hem geworden. Ze zonden de laatste 45 kilometer uit, en om tien voor zeven keek ik nog eens, naar de Nederlandse televisie, voor de samenvatting van de finale. En vóór de tv-uitzending luisterde ik naar de radio. Jan Wauters en Marc Stassijns waren het perfecte duo: Wauters liet geweldige poëzie los op de renners, bij Stassijns was het meteen ter zake. Hij heeft mij ooit verteld – God hebbe zijn ziel – dat hij altijd deed alsof een demarrage zich live voor zijn ogen afspeelde. Ook al was die drie minuten eerder gebeurd, maar dan was hij nog niet in de ether. Toen kon dat nog allemaal, en het klonk fantastisch, waardoor de televisie-uitzendingen nog veel heviger waren. Maar in de finale was het toen ook áltijd koers. Vanspringel won in 1969 een rit van 329 kilometer. Er waren tal van ontsnappingen geweest die dag. Dat zie je niet meer: nu rijden ze weg, en de wedstrijd is voorbij. Toen zijn ze op 34 kilometer van het einde weggeraakt. Een finale was toen nog écht een finale, er kon een groepje wegrijden.”

Het koersverloop was gevarieerder, er gebeurde veel meer.

Merckx: “Door de oortjes weten ze meteen wie weg is, en of ze moeten reageren als er een gevaarlijk iemand mee is. De koers zit meteen op slot. Wij wisten pas na een minuut wie weg was, dan kwamen ze het ons vanuit de volgwagens zeggen.”

Uytterhoeven: “Ik begin altijd later te kijken naar de Tour, en ik kan zo professioneel doorspoelen dat ik erin slaag net uit te komen bij de massasprint, om die live mee te maken. Maar hoe kun je dat stramien doorbreken? Zelfs mijn Franse vrienden vinden de Vuelta en de Giro interessanter.”

Merckx: “Ook bergen zijn vandaag de dag niet lastig genoeg meer in Frankrijk. Italië biedt meer mogelijkheden.”

Uytterhoeven: “Wat vind je van de steile cols in de Vuelta?”

Merckx: “Dat heeft niks met koers te maken. Je moet ook geen skipistes oprijden, hé.”

Uytterhoeven: “Wat dan wel? Het is daar toch wél man tegen man? In de Tour geraakt een goeie klimmer niet meer weg, want de ploegen bepalen het tempo. Het is veel te voorspelbaar geworden.”

Merckx: “Wij koersten al van vóór de voet van de col, zo kon je het verschil maken. Misschien wordt deze editie wat zenuwachtiger, zeker hier in België. Alles kan al in zijn plooi liggen na de ploegentijdrit.”

Uytterhoeven: “In 1969 waren er veel korte tijdritten, dat zie je niet meer. Meestal in de voormiddag, en nadien nog een halve rit. Dat maakte het ook spannender.”

Merckx: “Waren er dan zo veel tijdritten in 1969?”

Uytterhoeven: “We zullen eens kijken.”

‘In de Tour van 1969 zag je de allerbeste Merckx. Ik deed wat ik wilde met de tegenstand, terwijl ik nog maar 24 jaar was.’ Foto: na Merckx’ eindwinst, in Vélodrome la Cipale in Parijs.

De knipselmappen worden erbij gehaald, die met bijzondere nauwgezetheid blijken samengesteld. Verwonderd kijkt Merckx ze in.

Uytterhoeven: “Hier hield ik me dus in de zomer van ’69 mee bezig, Eddy. Elk jaar maakte ik tijdens de Tour zo’n mapje. Het rare is dat ik ze heb bijgehouden van ’69 tot ’74, en niet vanaf ’68, toen Vanspringel tweede is geworden. Ik ben dus ook gestopt na je laatste overwinning. Ik was toen zeventien jaar: ik vermoed dat ik het kinderachtig begon te vinden om zoiets nog bij te houden.”

Hoe heb je sympathie gekregen voor Merckx?

Uytterhoeven: “Herman Vanspringel had in de Tour van 1970 zijn kaakbeen gebroken door een val. Ik zag een foto waarop Eddy naar Herman kwam gereden, om te kijken hoe het met hem ging. Hij hing vol bloed, en je was echt om hem bekommerd. Toen dacht ik: ‘Eddy Merckx is ook ne goeie’. (lacht)

“Kijk, het is wat losgekomen door de goedkope plakband – we waren niet rijk thuis. Telkens met een deelnemerslijst, en een streepje ervoor als ze hadden opgegeven. Ik knipte alles elke dag uit de Gazet van Mechelen, die tweeënhalve frank kostte, en plakte het netjes in.”

Merckx: “Ik zie niks staan over KV Mechelen? (lacht)

Uytterhoeven: “Ik zou niet weten of ze dat jaar in eerste of tweede klasse speelden. Hier, ik zie dat er vier tijdritten waren. In één ervan pakte je nog een minuut op Poulidor.”

Merckx: “Dit jaar is er maar één, ook een korte.”

Dat is in het nadeel van iemand als Tom Dumoulin.

Merckx: “Ja, maar hij heeft geen sterke ploeg. Als je de Tour wilt winnen, moet je een sterke ploeg rond je hebben.”

Die had jij wel.

Uytterhoeven: “Ja, er werd altijd van uitgegaan dat Eddy Merckx geen ploeg nodig had.”

Merckx: “Ik had er wel één nodig, je mag gerust zijn, want op den duur rijden ze om je te doen verliezen. En alleen kun je geen scheve situatie rechtzetten, als er vier concurrenten vandoor zijn. Ineos blijft ook na het wegvallen van Chris Froome de sterkste ploeg. Ze hebben nog altijd twee kandidaat-winnaars: Thomas en Bernal. Zij zijn mijn twee favorieten. Quintana kan ook winnen. Van Bardet, Yates of Pinot zie ik het niet komen.”

Uytterhoeven: “Nee, die zijn te licht.”

Heeft iemand als Froome zijn plaats naast jou, Anquetil, Hinault en Indurain?

Merckx: “Jazeker. Hij rijdt geen klassiekers zoals ik, maar als ik nu zou rijden, zou ik het ook zo moeten doen. Niet met volle goesting: ik koerste veel te graag.”

Uytterhoeven: “En stel je voor: je zou op vakantie moeten midden in het seizoen!”

Merckx: “Op hoogtestage, drie weken lang. Nee, ik vond mijn periode veel aangenamer. Omdat we veel koersten, en ik niks liever deed. Nu is het geprogrammeerd, met pieken en zo. (zucht)

Jij improviseerde graag.

Merckx: “Ja, veel tactiek was er niet mee gemoeid. (lacht)

Uytterhoeven: “Toch wel. Jullie warmden op vóór een bergrit in de Giro, om van bij de start aan te vallen. Weliswaar zonder dat jullie pasta hadden gegeten in de bus, want die was er niet.”

Poulidor zei: ‘Merckx was altijd angstig voor de start. Hij klaagde over kwaaltjes en vreesde de koers niet te kunnen uitrijden. Tot het startschot, dan viel hij meteen aan.’

Merckx: “Dat was na mijn val in Blois. Vanaf toen was ik minder zeker. Was ik niet gevallen, dan had ik nog meer nummers opgevoerd zoals in ’69.”

Uytterhoeven: “In het nieuwe boek dat Johny Vansevenant over jou schreef, zeg je: ‘Zonder die val had ik er misschien minder voor gedaan, omdat het te gemakkelijk ging.’”

Merckx: “Dat is ook waar.”

Zou dat écht gekund hebben? Eddy Merckx, de beroepsernst zelve?

Merckx: “Tja… (denkt na) Als het zo gemakkelijk gaat, dan zou het kunnen, hè. Maar ik denk dat ik me toch altijd heel goed verzorgd heb.”

Uytterhoeven: “Heb je je nooit eens laten gaan, voor een korte periode? Even niet letten op eten of drinken?”

Merckx: “Soms eens in de winter, een week of drie. Dan ging ik op de weegschaal staan en was het…”

Uytterhoeven: “Paniek!”

Merckx: “(lacht) Ja, serieuze paniek. Dan was het stevig op de rollen rijden in de sauna, bij 45 graden. Echt waar.”

Uytterhoeven: “Dan verlies je alleen vocht. Je moet vet verliezen.”

Merckx: “Ik weet het, maar we waren toen niet slimmer.”

Je spreekt in je carrière altijd over voor en na je val in Blois, tijdens een dernycriterium begin september 1969.

Merckx: “Weinig mensen beseffen dat ik het voor hetzelfde geld niet had overleefd. Mijn gangmaker Fernand Wambst was op slag dood. Ik droeg ook niks van bescherming op mijn hoofd.”

Uytterhoeven: “Een papieren helmke.”

Merckx: “Dat werkelijk niks voorstelde. Zelfs geen Deense worstenhelm. Ik heb veel geluk gehad. Ik ben wakker geworden toen ze mijn kop aan het dichtnaaien waren. Hier zie je het litteken.”

Uytterhoeven: “Je hebt geluk: als je mijn kapsel had, zou je het pas zien. Ik zie niks.”

Merckx: “Jawel, ik word kaal. Je begint het te zien. (Uytterhoeven bestudeert van dichtbij) Mijn haar begint te dunnen, hè.”

Uytterhoeven: “Mijn kleinzoon wil altijd naar Bumba kijken. Toen ik dat voor hem opzocht, stootte ik op Alles kan beter, een programma van 22 jaar geleden. Ik zet het op en ik vraag hem: ‘Wie is dat?’ En hij: ‘Opa, maar jij zag er toen helemaal anders uit. Jij had nog haar.’ (lacht)

‘Weinig mensen beseffen dat ik het voor hetzelfde geld niet overleefd had. Mijn gangmaker Fernand Wambst was op slag dood. Ik droeg niks van bescherming op mijn hoofd.’ Foto: de val in Blois, september 1969.

Heb je de Tour van ’69 gereden op revanchegevoelens, na de dopingaffaire van Savona?

Merckx: “Ja, daar was ik enorm op gebeten, na alles wat er gebeurd was. Ik viel aan zodra een van mijn tegenstanders een zwak moment vertoonde. Eerst in de Vogezen op de Ballon d’Alsace, nadien in de Pyreneeën naar Mourenx. Ik heb ook eens van bij de start gedemarreerd, met Agostinho.”

Uytterhoeven: “Hoe geraakte jij weg van bij de start? Ik heb Cadel Evans het ooit weten proberen, in de Alpen. Laurent Fignon, die toen commentaar gaf, zei: ‘L’imbécile.’ Als kanshebber demarreren op de eerste berg staat gelijk met je doodsvonnis tekenen. Terwijl de goeien in jouw tijd weg waren vanaf de eerste klim.”

Merckx: “Het was een andere manier van koersen. Zodra we konden, probeerden we seconden te winnen.”

Een concurrent als Gimondi mocht van jou wel een rit winnen. Enfin, uiteindelijk won je zelf.

Merckx: “We waren samen weg, en ik had die belofte gedaan. Ik heb de laatste kilometers alleen op kop gereden, en hij is er niet over geraakt.”

Uytterhoeven: “Je gaf de indruk je woord gebroken te hebben, iets wat je normaal nooit doet. Maar het gebeurde ook niet veel dat een ander mocht winnen.”

Merckx: “(ferm) Nee.”

Uytterhoeven: “(lacht) Dat doet me denken aan die keer toen we samen met enkele oud-renners zijn gaan fietsen. Je had een lekke band, en toen ik riep dat iedereen moest stoppen, wilde niemand: ‘Hij heeft vroeger ook niet op ons gewacht.’ (lacht)

Merckx: “Ik moest me toch niet inhouden voor Gimondi? Uiteindelijk won hij de volgende dag.”

Uytterhoeven: “Van een kopgroep van vier man, in een sprint. Hoe heb je dat geregeld?”

Merckx: “Ach ja. Ik heb gezorgd dat we effen waren. (lacht)

Zagen we in de Tour van 1969 de allerbeste Eddy Merckx?

Merckx: “Ja. Het was vooral de manier waarop: ik deed wat ik wilde met de tegenstand. Niet dat het mij geen moeite kostte, maar ik won met bijna 18 minuten voorsprong, terwijl ik nog maar 24 was. Het jaar nadien moet je dan zeker even goed doen: je wordt sterker met ouder worden. Maar het was een stuk minder, ik reed niet meer zo goed bergop: door die val in Blois was mijn bekken verdraaid, mijn heup was ontwricht. De eerste zes weken ben ik in bed blijven liggen met een zware hersenschudding, maar daarna ben ik meteen beginnen te fietsen, met dat scheve bekken. Ik kan je zeggen dat ik serieus heb afgezien. Toen bestond er nog geen kinesitherapie. Pas in 1971 ben ik begonnen met osteopathie, maar toen was mijn rug al naar de vaantjes van al dat forceren.”

Uytterhoeven: “Toen je een keer meevoetbalde met de BRT-ploeg, zag ik onder de douche hoe je je rug vol met warmtepleisters kleefde, tegen de pijn.”

Merckx: “Ik ben in september nog geopereerd aan mijn heup: er was een pees afgescheurd. Het is nog altijd niet in orde. Allemaal door die val. (zucht)

Uytterhoeven: “Ik ben in behandeling bij Jean-Pierre Meersseman (bekend chiropractor en oprichter van MilanLab, red.) in Italië. Ik heb een scheef bakkes, en daardoor is mijn kaak ontwricht geraakt. Vier jaar heb ik bijna voortdurend hevige pijnen gehad. En dan las ik: ‘Ben Hermans dankzij nieuw bit 70 procent verbeterd’. Zo ben ik bij hem terechtgekomen. Ik zal een volledig nieuw gebit krijgen. Ik word telkens behandeld, Jean-Pierre stuurt me dan twee verdiepingen lager naar zijn vrouw, die tandarts is, en zij past mijn beet aan.”

Merckx: “Voel je het verschil?”

Uytterhoeven: “Enorm. Echt een straffe gast. Door die problemen met dat kaakgewricht stond mijn heup 2 centimeter verkeerd. Daarom vroeg ik me af of Meersseman je nooit heeft kunnen helpen.”

Merckx: “Ik ben een tijdje bij hem geweest, ik moest inderdaad slapen met zo’n ding in mijn mond. Ik zou beter teruggaan.”

De rit naar Mourenx was het pièce de résistance van die Tour en jouw carrière, Eddy: een solo van 140 kilometer over de steilste Pyreneeëncols, met bijna 8 minuten voorsprong. Heb jij de rit toen gezien, Mark?

Uytterhoeven: “Ja, maar ik weet niet meer waar. Hoe dan ook was het volstrekt uniek! Ik heb nog voor jou gepleit als ‘Grootste Belg’ – slecht gedaan van mij, want je werd pas derde – en heb toen alle archieven bekeken. Wat ik me van dat archief over Savona ook herinner, zijn straatinterviews met reacties op jouw schorsing. Iemand zei: ‘Ik zweer het, mijnheer. Ik eet van heel mijn leven geen spaghetti meer.’ (lacht) Dat vat Savona voor mij nog altijd samen. Volgens mij heb je er alleen maar supporters mee gewonnen.”

‘Het was alsof mijn wereld verging na de positieve dopingtest in Savona. Ik was 23 jaar, in de fleur van mijn leven, doping had ik niet nodig.’ Foto: de jonge Merckx huilend op bed in Savona.

Hartverscheurend, hoe je op je bed zat te huilen.

Merckx: “Zelfs het tegenonderzoek was al gedaan toen ze me op de hoogte brachten. En ze hadden me zogezegd proberen te bereiken. Het klopte allemaal niet.”

Uytterhoeven: “Dat bedoel ik: het was heel onrechtvaardig, en dat speelt bij de mensen een grote rol. Het was precies alsof Italië ons land was binnengevallen.”

Je wilde stoppen met koersen, en je was te beschaamd om terug naar België te reizen.

Merckx: “Het was alsof mijn wereld verging. Ik was 23 jaar, in de fleur van mijn leven, doping had ik niet nodig. Ik had al vijf, zes ritten gewonnen, en was altijd gecontroleerd. Die rit naar Savona hadden we gemiddeld amper 35 kilometer per uur gereden. Ik was als leider de enige die vooraf wist dat hij naar de controle moest. Als je dan tegen de lamp loopt, ben je een onnozelaar.

“Maar na die eerste teleurstelling werd ik vooral kwaad, omdat ze me onterecht uit de Giro hadden gezet. Een paar dagen eerder hebben ze mij nog willen uitbetalen om de koers te verkopen. Ik heb zelfs nooit willen weten om hoeveel geld het ging, dan had ik er achteraf zeker geen koppijn van. (lacht)

Je bent iemand met een groot rechtvaardigheidsgevoel.

Merckx: “Je mag gerust zijn. Als jou dan zelf onrecht wordt aangedaan, komt dat dubbel zo hard aan. Dat heb ik meegekregen van thuis. Ik kan iedereen recht in de ogen kijken.”

Uytterhoeven: “Zoiets is een kwestie van opvoeding. Je zegt altijd dat je veel hebt meegekregen van Moeder Natuur, maar het is vooral je opvoeding die je mentaliteit vormt. Wat was jouw vader voor iemand? Ik heb hem nooit gekend.”

Merckx: “Hij was heel streng. En een werker. Mijn vader was de op één na jongste van twaalf kinderen. Hij was schrijnwerker van beroep, en werkte eerst voor een baas in Leuven. Maar die maakte altijd van zijn oren, het was nooit goed. Hij heeft dan de kans gekregen om een kruidenierswinkel in Sint-Pieters-Woluwe over te nemen, terwijl hij geen woord Frans sprak. Dag en nacht heeft hij gewerkt, hij wist van geen ophouden. ’s Morgens vroeg ging hij met zijn bakken te voet naar de tram, naar de vroegmarkt, en nadien terug. Voor een auto was geen geld. En motten dat ik van hem heb gekregen, amai.

Uytterhoeven: “Dat mag nu niet meer, Eddy.”

Merckx: “Hij is in 1983 gestorven, hij heeft mijn hele carrière nog meegemaakt. Hier, ik heb nog een foto van hem en mijn moeder (toont foto op zijn iPhone).”

Heb je zijn uithoudingsvermogen geërfd?

Merckx: “Mijn moeder was ook een sterke vrouw, hoor. Zij sprak wél Frans. Ze had het geleerd in de winkel van haar zus, die ook een kruidenierszaak had, in Anderlecht.”

Wat zijn je mooiste herinneringen aan de Tour van 1969?

Merckx: “Het podium in Vincennes, dat was een kinderdroom die in vervulling ging. Mijn eerste gele trui in Sint-Pieters-Woluwe, de overwinning op de Ballon d’Alsace. De Tourmalet, waar ik mijn ploegmaat Martin Van Den Bossche als eerste had moeten laten bovenkomen. Dom van mij, ik beklaag het me nog.”

Uytterhoeven: “Je was er niet goed in om je te laten voorbijsteken door mensen, Eddy.”

Merckx: “Door ploegmaten wel. Maar ik was kwaad op hem omdat hij me de dag voordien had gezegd dat hij naar een andere ploeg ging. Ik vond het niet gepast, en verwachtte meer trouw na wat er in de Giro was gebeurd.”

Uytterhoeven: “Vanaf wanneer dacht je: ‘Ik ga die Tour winnen?’ Vooraf al?”

Merckx: “Mwah, je bent pas zeker als je over de meet bent. Neem de laatste tijdrit, ik rij twee keer verkeerd: stel dat ik val en iets breek, dan sta ik daar met mijn voorsprong.”

Uytterhoeven: “Ik zal het anders formuleren. Wanneer wist je: ‘Als ik niet val, dan win ik?’”

Merckx: “Na Mourenx.”

Uytterhoeven: “Niet eerder? Je had voor die rit al acht minuten voorsprong. Er moet toch een moment geweest zijn dat je dacht: ‘Straf, mijn kinderdroom gaat hier uitkomen, ik win de Tour.’”

Merckx: “In Chamonix. Halverwege, dus. Vanaf toen moest er al veel gebeuren om mij uit het geel te rijden.”

Opvallend: honderdduizend mensen stonden je toe te juichen op de Grote Markt in Brussel, terwijl die toeloop helemaal niet georganiseerd was.

Merckx: “Nee, dat is spontaan gebeurd.”

Uytterhoeven: “Ze wisten toch dat je werd ontvangen op het stadhuis?”

Merckx: “Dat wel, maar er is geen oproep geweest, zoals bij de Rode Duivels vorig jaar. Ze zijn vanzelf gekomen.”

Uytterhoeven: “Iedereen kwam naar buiten om het te vieren, daarom werd het ook vergeleken met de bevrijding. Die had nog maar 24 jaar voordien plaatsgevonden, wat helemaal niet zo lang geleden was, zoals mensen van onze leeftijd heel goed beseffen.”

Merckx: “Op zoiets had ik niet gerekend. Nee, in geen geval.”

Uytterhoeven: “Je hebt ook met een voorzichtig handje gewuifd naar het publiek.”

Merckx: “Niet waar! Ik heb met mijn armen in de lucht gestaan. Dat was een heel mooi moment, het zijn prachtige herinneringen.”

Het hele land stond achter jou. Geen communautair gedoe meer.

Merckx: “Nee, gelukkig maar. Het was niet meer zoals op mijn trouw, waar ik mijn jawoord in het Frans had gegeven, en de Vlamingen zich tegen mij keerden.”

Uytterhoeven: “Nu zeggen ze dat de Rode Duivels het land bijeenhouden, wat een serieuze overdrijving is. Maar toen was iedereen wél fier om Belg te zijn.”

Het zou niet slecht zijn mocht je vandaag nog eens winnen.

Uytterhoeven: “Ja. Zou je niet opnieuw beginnen te trainen? (lacht)

Doet het pijn als België zo in vraag wordt gesteld?

Merckx: “Ja, ik vind de huidige toestand bijzonder zorgwekkend.”

Heeft de verkiezingsuitslag je verbaasd?

Merckx: “Zeker wel. Vooral omdat ook de jeugd voor het Vlaams Belang heeft gekozen: dat baart me zorgen.”

Uytterhoeven: “Dat zegt mijn dochter ook. Oude mensen die bang zijn, tot daar aan toe. Maar jonge mensen…”

Merckx: “Ze willen de doodstraf terug, en wat nog allemaal.”

(Merckx’ telefoon rinkelt) Bonjour Jacky, ça va. Et toi? Est-ce que je peux te rappeler? A bientôt, ciao ciao.”

Uytterhoeven: “Jacky Ickx? Hoe gaat het met hem? Hoe oud is hij ondertussen?”

Merckx: “Zes maanden ouder dan ik. Van 1 januari 1945.”

Uytterhoeven: “De tentoonstelling over jullie beiden, van enkele jaren geleden, was prachtig.”

Merckx: “Maar wel verlieslatend. Met de verzekering van al die wagens waarmee Jacky heeft gereden, liepen de kosten op. En de jeugd zat er ook niet op te wachten.”

Uytterhoeven: “Jawel, Eddy, je moet de geschiedenis in leven houden. Daar heeft de verkiezingsuitslag ook mee te maken: de jeugd weet niet meer wat er kan gebeuren als er massaal op extreemrechts wordt gestemd. We leren niet uit onze geschiedenis.

“Ook de wielergeschiedenis kennen de jonge mensen trouwens niet meer. Cancellara zat eens in de studio naast Eddy Planckaert, en die wist niet wie dat was, terwijl Eddy toch ook de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix heeft gewonnen. Vroeger stonden de erelijsten van elke koers in de krant, van in de jaren stillekes. En ik las die elk jaar opnieuw. Nu geven ze enkel die van de laatste tien jaar, en alles wat ouder is, is iets van lang geleden.”

Merckx: “De tijd gaat zodanig snel, Mark. We blijven niet genoeg stilstaan bij alles.”

Uytterhoeven: “Maar die geschiedenis moet je onderhouden. Ik zeg nu tegen mijn kleinkinderen: ‘Bordje leegeten.’ Omdat ze dat tegen mij ook zeiden: ‘Bord leeg, jij weet niet wat honger is.’ Dat was toch zo, Eddy? Wij zijn opgevoed door mensen die de oorlog hebben meegemaakt.”

Merckx: “En waar maken die jonge mensen zich zorgen over? Er is zoveel welstand, ze vinden alles maar normaal.”

Jij hebt altijd hard gewerkt om jouw gezin hoger op de sociale ladder te brengen dan je ouders.

Merckx: “Het eerste wat ik heb gedaan, is een appartementsgebouw gezet, voor het geval dat ik geblesseerd raakte en moest stoppen met koersen: dan had ik toch nog inkomsten. Zodra ik getrouwd was, heb ik ook voor mijn ouders een huis gekocht. Die hadden niks, hè.”

Uytterhoeven: “Die mentaliteit om iets voor je familie te doen, zie je in het voetbal nog enkel bij Zuid-Europeanen of Afrikanen. Dat is er bij ons helemaal uit: de meesten komen uit een relatief luxueus gezin, en beseffen dat niet eens. Ik ga binnenkort naar het trouwfeest van een Portugese voetballer die ooit voor KV Mechelen heeft gespeeld. Ik moest hem altijd helpen om geld naar zijn ouders op te sturen, die het niet breed hadden.”

Merckx: “Wij hadden niks. Voor mijn zestien jaar ben ik nooit op restaurant geweest. Het buitenland? Eens een schooluitstap naar Valkenburg, ja.”

Uytterhoeven: “Wij zijn met onze grootmoeder eens naar de zee gereden, omdat ze die nog nooit had gezien.”

Mark Uytterhoeven: ‘Ik heb nog voor Eddy gepleit als Grootste Belg, maar dat heb ik slecht gedaan: hij werd pas derde.’

Zoals je risico’s nam tijdens het koersen, deed je hetzelfde na je carrière, met je fietsenfabriek.

Merckx: “Goh, die is er niet gekomen door hier in de zetel te liggen, hè. Ik werkte met 42 mensen.”

Uytterhoeven: “Iedereen dacht: met de naam Merckx vliegen die fietsen de deur uit.”

Merckx: “Nee, zeker niet. Ik heb wel veel hulp gekregen van fietsenbouwer De Rosa. Maar ik moest de hele wereld afreizen, en op elke beurs staan. Ik heb er niks meer mee te maken, alles is verkocht. Ik heb emotioneel afstand genomen van mijn fietsen. Ik mag ook niks meer doen, dat is contractueel bepaald. Maar mijn portretrecht heb ik wel behouden.”

Uytterhoeven: “Ik rij nog altijd met jouw fietsen. En mijn dochter rijdt naar haar werk met de rood-gele Merckx-fiets die ik als cadeau heb gekregen bij de redding van KV Mechelen. Jij rijdt toch nog op een Merckx, mag ik hopen?”

Met een motortje, wordt gefluisterd.

Merckx: “Nee, niet meer. Ik rij met een gewone fiets, voor hier, op vlakke wegen. In de bergen rij ik niet meer, dat is gedaan. Maar ook zonder de fabriek weet ik me goed bezig te houden. Er zijn sowieso de kleinkinderen. Luca (Masso, red.), de oudste, is aan de VUB afgestudeerd met grote onderscheiding. Hij zit nu aan het Cruyff Institute in Barcelona, hij spreekt vier talen.”

Uytterhoeven: “Ik was op de Olympische Spelen in Rio tijdens de finale van het hockey (Luca Masso won er goud voor Argentinië, het geboorteland van zijn vader, red). Ik heb veel aan je gedacht.”

Hij lijkt sprekend op jou.

Merckx: “Hij heeft lang haar en een baard, dat heb ik nooit gehad.”

Uytterhoeven: “Moeten we er misschien de foto’s bijhalen van toen je die lange bakkebaarden had? (lacht)

Ik hoorde van je vrouw dat het de goede kant uitgaat met je kleindochter Athina Grace, de dochter van Axel.

Merckx: “Er is beterschap, ja, maar het zal toch nog lang duren. Het heeft ons slapeloze nachten bezorgd, je mag gerust zijn. Ze had een tumor achteraan haar been, die bijna helemaal geklemd zat rond een ader. Ze hebben die toch kunnen wegsnijden, langs al die zenuwkes. De kans was reëel dat ze haar been hadden moeten afzetten. Je kunt je voorstellen hoe dat aankomt bij een meisje van dertien jaar. De operatie heeft meer dan drie uur geduurd. We hopen nu dat het niet terugkomt. De eerste controle was positief.”

Uytterhoeven: “Lance Armstrong heeft geholpen.”

Merckx: “Axel heeft hem gebeld. En dankzij hem zijn ze naar de dokter kunnen gaan die haar geholpen heeft. Een groot geluk, want Axel had al lang geen contact meer met Armstrong. Hij had kunnen zeggen: ‘Kus mijn voeten.’ Maar hij heeft hen meteen geholpen.”

Wat staat er op het programma bij de start van de Tour?

Merckx: “Ik weet het niet, ik veronderstel de rit volgen op 6 juli.”

Uytterhoeven: “Weet je echt niks?”

Merckx: “Vrijdag 5 juli gaan we met een delegatie naar de koning, en de dag nadien is er le dîner officiel, geloof ik.”

Het wordt over de koppen lopen, begin juli, in Brussel.

Uytterhoeven: “Ik zag een foto van jou, nog niet zo lang geleden, waar je omsingeld wordt door een mensenmassa. Heb je al een veiligheidsagent aangenomen voor het begin van de Tour? Iemand die struis gebouwd is en kwaad kan kijken? “

Merckx: “Je kunt niet geloven hoeveel mensen me vragen om een kaartje. De meesten heb ik in jaren niet gehoord. Ken je een goeie drukker?”

Uytterhoeven: “Mensen vergeten, en de jonge generatie weet nergens meer van, maar jouw populariteit blijft wel duren. We hebben ooit eens samen commentaar gegeven bij Luik-Bastenaken-Luik. Je was de avond voordien naar Standard gaan kijken, en had wat te veel gedronken. Ik had niet geheel toevallig een pilletje bij, en je zei: ‘Laten we eerst nog een koffieke gaan drinken in een café aan de aankomst.’ Toen was daar nog tijd voor. Er kwam de hele tijd volk langs onze tafel voor handtekeningen op bierkaartjes. Jij tekende die allemaal. Je zei tegen mij: ‘Oh, dat is plezant, Eddy Merckx zijn.’ (lacht)

Merckx: “Ja, zo gaat het nog dikwijls. Het moet zijn dat ik toch iets betekend heb voor de mensen.”

© Humo