Eind 2017 trok Freek van Rossem naar Spanje om zich te ontwikkelen als klimmer. Na een passage bij Destil-Parkhotel Valkenburg rijdt de 2e jaars belofte uit Oss dit seizoen voor een Italiaans team. En hij woont ter plaatse, wat hem een heleboel extra voordelen oplevert.
Bedoeling was om je in 2018 onder de vleugels van Manolo Saiz verder te ontwikkelen in het klimmen. Is dat gelukt?
Freek van Rossem: “Dat is naar mijn mening zeker gelukt. Met het gehele team zaten we intern in een soort hotel maar dan zonder personeel. Alle klusjes en huishoudelijke taken moesten we zelf doen. Het hotel bevond zich in Torrelavega, Cantabria. Vlak tegen het Baskenland aan. We trainden dus in hetzelfde gebergte rond het Baskenland. Met duurtrainingen waarbij 4 à 5 beklimmingen tussen de 5 en 15 km normaal zijn, bouw je een bepaald klimritme op. Als je dag in dag uit voortdurend bergen beklimt, wordt het een gewoonte en maakt het niet meer uit hoeveel klimmen er in de koers zitten.”
In augustus trok je naar de opleidingsploeg van het Nederlandse Parkhotel Valkenburg. Waarom?
Freek van Rossem: “Al vrij snel in het seizoen werd duidelijk dat de destijds verbonden sponsor Aldro niet verder zou gaan met sponsoring van het team voor het jaar erop. Ze kozen ervoor om hoofdsponsor te worden van Racing Santander, de voetbalclub van de hoofdstad van Cantabria. Zo bleef er niet veel budget meer over voor het wielerteam. Uiteindelijk heeft Saiz geen nieuwe sponsor kunnen vinden en is het team opgeheven. Halverwege het seizoen werd mij een plek aangeboden bij Destil-Parkhotel Valkenburg, omdat een Amerikaanse renner naar huis ging en er zo een positie vrij kwam. Die kans heb ik toen met beide handen gegrepen omdat het een stapje hogerop was. Aldro reed op amateurniveau en Destil is een continentaal team waardoor ik, als 1e jaars, ineens terecht kwam in wedstrijden waarbij WT-renners aan de start stonden. In dat soort koersen, waarvan het merendeel omlopen in België zijn, heb ik tussen de profs veel geleerd en ben ik aanzienlijk sterker geworden op het vlakke. Iets wat ik miste in Noord-Spanje.”
Hoe kijk je terug op die maanden?
Freek van Rossem: “Ik heb in die maanden zowel in Spanje als in Nederland veel ervaring opgedaan in mijn 1e jaar als belofte. Ik ben ook zowel in Spanje als hier in Nederland een stuk sterker geworden. Ik heb er ook veel vrienden en herinneringen aan overgehouden. En alle vergaarde kennis neem ik nu mee naar Italië.”
Daar rijd je nu voor het Italiaanse team D’Amico-UM Tools. Hoe zit dat?
Freek van Rossem: “Koersen zoals Tre Valle Varesine en Milaan-Turijn rijden we ook. Binnen het team hebben we een paar ervaren renners zoals Jacopo Mosca die afgelopen jaar de Giro reed. Hij wist in de Tirreno-Adriatico zelfs de puntentrui te bemachtigen en Peter Sagan achter zich te laten. Van dit soort jongens kan ik een hoop leren. Ook de wedstrijden die ik rij tussen de profs zijn voor mij keer op keer leermomenten. Ik ben 1 van de jongere renners op dit niveau en gelukkig stelt de ploeg daarom ook geen hoge eisen wat betreft uitslagen. Ik krijg hier de kans om me te ontwikkelen. De bedoeling is wel dat dit seizoen progressie boek. Het volgende doel is de Ronde van Sicilië met etappes van 250 km en een koninginnenrit met aankomst bovenop de Etna. In het algemeen klassement zal ik nog geen rol van betekenis spelen en zal ik vooral mijn ploeggenoten Mosca en Martinelli bij moeten staan. Ivan Martinelli is ook een renner. zoals Mosca, die beschikt over een onuitputtelijke bron van ervaring. Hij is 10 jaar ouder dan ik en hij staat altijd voor me klaar. Onlangs finishte hij in de top 10 in de Istrian Spring Throphy, een internationale meerdaagse in Kroatië.”
Je woont nu in Italië?
Freek van Rossem: “Dat klopt. Momenteel woon ik Marina di Bibbona, een toeristisch dorpje gelegen aan de Tyrreense zee in Toscane. Het ligt nabij Cecina, een klein half uurtje onder Livorno. Het is dus ook vlakbij de toren van Pisa. We trainen dagelijks op de alom bekende wegen van de Strade Bianche. Op het moment woon ik in een appartement van het team samen met de andere buitenlandse ploeggenoten. We zijn met z’n 4’en. 2 Argentijnen, 1 Rus en ik, een Nederlander. Ik vind het op zich wel fijn, want op deze manier kan ik mijn Spaans ook een beetje onderhouden. In de 1e paar weken hier begon ik beetje bij beetje mijn Spaans te verleren omdat ik dag in dag uit alleen maar Italiaans sprak. Maar gelukkig is dat nu opgelost met de komst van de Argentijnen. Alleen moet ik wel opletten dat ik dadelijk niet Spaans ga praten met een Argentijns accent. Die opmerking kreeg ik laatst al van een vriend van mij uit Spanje.”