'Ik koers gewoon, mijn vader levert een échte strijd'

© © gnd

'Gent-Wievelgam, dat zou echt great zaain.' In zijn sappig Amerikaans-Vlaams droomde Tyler Farrar (25) gisteren van de koers die de stad van zijn dromen in de naam draagt. 'Mij krijg je niet snel weg uit hartje Gent.' Bert Heyvaert

Bert Heyvaert

De Zwijnaardse Steenweg is de Hel voor een gehaaste automobilist. Zeker om vier uur 's namiddags. Dan wordt het verkeer niet geregeld door Koning Auto, maar door een horde tweewielerstudenten die zich een weg kriskrassen door de file.

Vree wijs

als je zelf op de fiets zit, wreed ambetant als je gevangen zit achter je stuur.

Plots duikt er vanuit de andere richting een vreemde student op. Hij rijdt sneller, wringt zich in het kleinste gaatje en heeft een helm op het hoofd en een koersfiets onder de kont. 'It's fun', grijnst Tyler Farrar. 'Zo geraak je tenminste snel door het centrum. Weet je: fietsen in de stad is een hobby voor mij. Ik verzamel zelfs citybikes. Van een BMX over een

chopper

tot heel flashy modellen. Zalig om daarmee een tochtje te maken tussen de historische gebouwen van Gent.'

Stadsmussen zijn zeldzaam in het peloton. De meeste renners dromen van een afgelegen stekje, ergens bovenop een berg.

'Voor mijn trainingen zoek ik ook zoveel mogelijk het platteland op, hoor. Ik hou ervan om in de natuur te fietsen, alleen te zijn met mijn fiets. Maar voor het gewone leven? Neen, geef mij maar de stad.

A little bit of energy.

Hier in Gent kan je tenminste 's avonds nog eens naar een bar, of snel afspreken met vrienden. Steek me ergens in een godvergeten gat waar niks te beleven valt, en ik word gek.'

Je groeide wel op bovenop een berg. In Wenatchee, helemaal bovenin de States aan de grens met Canada.

(knikt)

'En pas op: dat is een steile berg, hé. Naar mijn ouderlijke huis moet je anderhalve kilometer klimmen aan gemiddeld 12 procent. Vergelijk het met de Muur van Geraardsbergen, maar dan zonder kasseien. Toen ik als kleine jongen terugkwam van school, kwam mijn moeder me altijd onderaan de berg halen. Die helling was gewoon veel te steil. Pas op mijn elfde reed ik er met mijn mountainbike een eerste keer naar boven.'

Hou je dan als klein mannetje een record bij?

'Bergop niet, bergaf wel.

(schatert)

Later, toen ik een koersfiets had, haalde ik bijna 100 km per uur. Ma zag dat niet graag gebeuren.'

Was het die Muur van Wenatchee die je de wielermicrobe gaf?

'Goh, dat waren mijn ouders eigenlijk. Zij fietsten graag, en ik vond het schitterend om met hen een tochtje te maken. Mijn eerste wedstrijd reed ik toen ik twaalf was, in Seattle. Ik werd allerlaatste.

(grijnst)

Maar mijn tweede race won ik al, dus slecht was ik niet.'

'In die tijd was ik echt bezeten door wielrennen. Ik kocht alle mogelijke magazines om er zoveel mogelijk over te weten. Toen al kende ik de Ronde van Vlaanderen, hoor. En twee renners die daar reden: George Hincapie - die Amerikaan die altijd bijna won - en Johan Museeuw - die kerel die altijd alles won.'

'Op mijn zeventiende kwam ik met de Amerikaanse juniorenselectie voor het eerst naar België. En weet je welke koers ik eerst reed? Juist, de Ronde voor junioren. Plots reed ik daar op die legendarische Muur van Geraardsbergen. Een droom! De maanden nadien verbleven we met de Amerikaanse ploeg in Izegem

(in de bekende kweekvijver van Noël Dejonckheere, red.)

, en gingen we altijd trainen op die hellingen. Sindsdien ben ik verknocht aan Vlaanderen.'

Was het als zeventienjarige niet moeilijk om een half jaar aan de andere kant van de wereld te gaan wonen?

'In het begin wel, ja. Hoewel de sfeer daar super was, had ik de eerste twee jaar een beetje last van heimwee. Zeker omdat je niet zomaar even over en weer vliegt: vijftien uur en een tijdsverschil van negen uur, dat lukt niet elke maand.'

In oktober 2008 moest je wel halsoverkop vertrekken.

(zucht)

'Ja. Ik zat hier in Gent, toen ik telefoon kreeg van mijn broer:

Pa is aangereden. Hij is in levensgevaar.

Het vreselijkste telefoontje dat je kan krijgen. Direct pakten Stephanie en ik onze spullen, de volgende dag zaten we al op het vliegtuig. Maar thuiskomen was geen geruststelling. Die eerste tien dagen zweefde hij tussen leven en dood.'

(Ed Farrar had zijn nek gebroken op verschillende plaatsen, zijn ribben waren allemaal gebroken en zijn longen waren ingeklapt. Sindsdien is hij verlamd vanaf zijn borstkas en brengt hij het leven door in een rolstoel, red.)

Heeft die gebeurtenis jouw visie op het leven veranderd?

'Ja, ergens wel. Sindsdien geniet ik meer van het leven, van de dag. Wat brengt het op om je constant zorgen te maken over de toekomst? In een vingerknip kan het gedaan zijn.'

Zijn je ouders nu niet ongeruster terwijl je in koers zit?

'Goh, in het begin misschien even. Maar anderzijds: pa reed met de fiets naar zijn werk, maar als wandelaar was hij even goed geraakt. Die chauffeur had de bocht niet gezien, reed rechtdoor omdat hij iets aan het zoeken was in zijn auto. Pa was gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plaats.'

Je vader was zelf een rugchirurg. Maakte dat het verwerkingsproces gemakkelijker of juist moeilijker? 'Moeilijker eigenlijk. Toen hij wakker werd uit coma, wist hij direct hoe laat het was. Hij had geen hoop meer, geloofde niet meer in één of ander mirakel. Hij was verlamd.'

Hoe kijk jij daarnaar?

'Wat ik doe, is totaal niet te vergelijken met wat hij doormaakt. Ik doe gewoon aan sport. Het is soms lastig, maar uiteindelijk is het gewoon een koers. Mijn vader levert een échte strijd. Zelfs de meest simpele dingen zijn moeilijk voor hem. In bed stappen bijvoorbeeld. Voor ons een handeling waarbij we niet nadenken, voor hem een hele opdracht.'

'Toch blijft hij niet bij de pakken zitten. Hij gaat vaak op weg met de handbike en in de winter langlauft hij op een zitski. Eens sportman, altijd sportman.'

Het is opvallend: terwijl je pa herstelde, trainde jij voor wat het seizoen van de doorbraak zou worden.

'Een training was toen als een break. Ik kon even weg van al die problemen, mijn hoofd leegmaken. Die winter zat ik 4,5 maand in Wenatchee. Die hele tijd lag pa in het ziekenhuis en waren wij bij hem. Even een eindje gaan fietsen was toen helemaal geen opdracht.'

Je zou verwachten dat een renner na zo'n voorval voorzichtiger wordt in de spurten. Is dat zo?

'Nee, niet echt. Ik rij nog altijd zoals vroeger. Als je daaraan denkt, ga je nooit een massaspurt winnen.'

Dit jaar staat het aantal zeges nog op nul. Vervelend voor een spurter?

'Goh, ik maak me geen zorgen. Ik ben even goed als vorig jaar, alleen greep ik er altijd net naast. Maar in de Omloop Het Nieuwsblad werd ik derde, dus met de conditie zit het wel snor.'

Al een truc gevonden om Cavendish te verslaan?

'Er is geen truc, hoor. Je moet gewoon héél hard op de pedalen stampen. Voor de rest is elke spurt anders: soms is het beter om vóór hem te vertrekken, soms zit je best in zijn wiel. Maar eigenlijk maak ik me daar niet druk om. Ik koers niet met het doel om iemand te verslaan, want als je er uiteindelijk nog vijf voorbijsteken, heb je er ook niks aan. Het doel is dus gewoon: koersen winnen.'

Zoals Gent-Wevelgem.

(grijnst)

'Dat zou fantastisch zijn.'

Aangeboden door onze partners

HOOFDPUNTEN

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer

Meest Gelezen